Beginners
Experts
Burns Supper
Discussion Forum
Newsletter
Poems & Songs
The Letters
Federation
E - Membership
Schools
Contributions
Links
Top Features
Search the Site


We are delighted to be able to bring you this Intoduction to Burns in Dutch.

Burns is the Bard of all Humanity, and in that spirit it is our intention to have sections on the site supporting many other langauges and would therefore welcome contributions.

Then let us pray that come it may
(As come it will for a' that),
That Sense and Worth o'er a' the earth,
Shall bear the gree an a' that.
For a' that, an a' that,
It's comin yet for a' that,
That man to man, the world, o'er
Shall brithers be for a' that.


The text of this little Study is taken with the authors permission
From : M.J.M. de Haan Robert Burns, De dichter van Auld Lang Syne.
Firts published by IVIO-publishers in 1995


Robert Burns,
de dichter van Auld lang syne


Dr M.J.M. de Haan

In de winterse nacht van 25 januari 1795 teisterde een orkaan het westen van Schotland en in het zomers zo groene en stille Ayrshire raasde een sneeuwjacht langs een van de kleine boerderijen, waarin in die nacht een kind werd geboren. En juist van die boerderij, zo'n typisch laag en langerekt bouwsel met kopgevels waarin een schoorsteen was gemetseld, stortte onder de kracht van een volgende storm, ruim een week later de gevel in ... Een jonge moeder moest met haar nog geen twee weken oude eerste zoon de wijk nemen naar een naburige boerderij. Zo kwam Robert Burns ter wereld, een eenvoudige boerenzoon, die een van de grootste dichters van de wereldliteratuur zou worden. Zo'n zevenentwintig jaar later beschreef hij vol lichte zelfspot hoe hij zich zijn geboorte voorstelde (Rantin' rovin' Robin):

Er was een knaap geboren op aard,
zijn moeder heeft hem in Kyle gebaard;
't is nauwelijks de moeite waard,
om net te zijn voor Robert.

De koning was in zijn een na laatste jaar,
van januari vijfentwintig dagen daar,
een windvlaag blies met groot gevaar
een welkomstgift voor Robert!

Vrouw Roddel keek hem recht in 't oog,
ze zei: "dit kind dat houd ik hoog,
die heeft heel wat pijlen op zijn boog:
vooruit, we noemen hem Robert!"

"Zijn lot is vreugde en ook venijn,
zijn hart dat is niet werkelijk klein,
hij zal ons niet tot schande zijn.
Wij zijn straks nog trots op Ro
bert!"

Maar voor het zover was, moest vader Burns, toen de storm was gaan liggen, de dominee halen, die zijn zoon kwam dopen. En zo werd hij ingeschreven in het doopboek van de kerk van Alloway: Robert Burns, wettig kind van William Burns en Agnes Brown.

Vader Burns was in vele opzichten een bijzonder mens, een diep godsdienstige, hardwerkende schotse boer, met een helder verstand en hoge opvattingen over zijn plichten jegens zichzelf en zijn medemensen.
Hij was geboren in 1721, een periode waarin Schotland in grote beroering was in politiek opzicht want de Engelse invloed liet zich na de nederlaag van de populaire en moedige Bonnie Prince Charlie, de laatste en bijna succesvolle schotse troonpretendent uit het huis Stuart, sterk gelden en de Schotten voelden zich overheerst en onderdrukt.
Op zoek naar een beter bestaan reisde William Burns vanuit het noorden naar Edinburgh, dat zich sterk uitbreidde, in de hoop er als boomkweker en hovenier een bestaan op te bouwen. Hij ondervond het als een groot verdriet dat zo zijn ouderlijk gezin uit elkaar raakte. Die ervaring deed hem er toe besluiten zijn kinderen later niet op naburige boederijen te verhuren als landarbeiders maar het gezin bij elkaar te houden. Wellicht was dit dan ook van de belangrijke overwegingen om Edinburgh te verlaten en zich in 1756 in het zuidwesten van Schotland, Kyle, of Ayrshire, te vestigen en onder de gunstige vooruitzichten van de zich moderniserende landbouw als pachter een boerenbedrijf te beginnen.
Spoedig daarna ontmoette deze stevige en zwijgzame donkerharige boer Agnes Brown een boerendochter, met levendige bruine ogen en rood haar, die zesentwintig jaar zijn vrouw zou zijn.
William had een scherp verstand en de wil om kennis te vergaren, Agnes was in dat opzicht niet zo sterk ontwikkeld en leerde in haar lange leven zelfs niet om haar naam te schrijven, ongetwijfeld gaf zij Robert Burns de verhalen en liederen van Schotland mee. Burns bewonderde zijn strenge vader en betreurde het later dat hij door zijn lichzinnige danslessen zijn vader buitensporig geergerd had. Behalve het innige grafschrift dat hij aan zijn vader wijdde, schreef Robert de volgende regels (My father was a farmer):

Mijn vader was een oprechte boer in Carrick's groene weiden,
met liefde leerde hij me het slechte steeds te mijden.
Zijn gebod was steeds een mens te zijn in alles hier op aarde,
want zonder een eerlijk menselijk hart is ons leven niet van waarde.

Ik koos mijn weg de wereld in, welk pad was best begaanbaar?
Rijk te zijn, dat hoefde niet, roem en eer leek onweerstaanbaar.
Talenten kreeg ik met gulle hand en veel mocht ik ook leren
en zeker wist ik het: in deze wereld zou ik triomferen.

Robert had zeker veel talenten gekregen, de ernst en intelligentie van zijn vader en bovenal een taai vermogen om nooit op te geven; van zijn moeder kreeg hij charme, warmte en een levendige vrolijkheid mee, wat niet betekent dat Robert, menigmaal door zware hoofdpijnen gekweld, ernstige depressies moest bevechten.
De boerderij waarin Burns werd geboren, eens aan een eenzame landweg gelegen, nu temidden van woonhuizen in een buitenwijk van Alloway, werd al in de negentiende eeuw tot het zeer interessante Burns museum.
In 1766 verhuisde het gezin naar een grotere boerderij, die wat verder af lag. Inmiddels moesten de kinderen ook school gaan. Vader Burns die goed onderwijs voor zijn kinderen (inmiddels was het gezin uitgebreid met zijn broer Gilbert en zusters Agnes en Annabella) van het grootste belang vond, trok samen met buren en vrienden een jonge leraar, John Murdoch, aan, die net zijn universitaire studies had voltooid. Op alle mogelijke manieren wist vader Burns zijn kinderen te laten leren, lezen en kennis op te laten doen. In een wat latere fase stuurt hij Robert naar Kirkoswald, waar hij zijn kennis van rekenen en wiskunde op een behoorlijk peil bracht, niet voor niets, het kwam hem later als controleur van de accijnzen goed van pas.
Een uitstekende beheersing van het Engels, Frans en wat Latijn (Robert zou later in Edinburgh zijn schoolfrans opfrissen met wekelijkse privélessen) en allerlei boeken, waaronder een intensief gelezen en uit het hoofd geleerde bloemlezing van de Engelse literatuur vormden een schoolopleiding, die men jarenlang heeft onderschat, niet in de laatste plaats, omdat Burns de pose van eenvoudige boerenzoon, die slechts door de natuur onderwezen was, niet uit de weg ging.
Burns ontwikkeling als dichter, maar ook de indrukwekkende carrière van zijn broer Gilbert, die een vooraanstaand deskundige op het gebied van landbouw en bedrijfsvoering werd, wijzen er op dat vader Burns zijn kinderen en brede opleiding heeft laten geven.
Als Robert veertien jaar oud is, wordt hij voor het eerst (en zeker niet voor het laatst) verliefd en begaat, zoals hij dat zelf zegt, ook voor het eerst de "zonde" van het rijmen. Nelly Kirkpatrick heette ze, een idylle bij de oogst, en het gedichtje, dat hij later in een van zijn aantekenboeken nog eens kritisch doorneemt, blijft in al zijn kinderlijkheid hem zeer dierbaar (My handsome Nell):

Eens beminde ik een heerlijk kind,
en, ach, bemin haar nog.
Ze maakt mijn hart zo goed gezind,
mijn Nel, ik mis haar toch.

Van alle meisjes die ik zag,
dat waren er wel veel,
is haar verlegen gratie zacht
het allerliefst mijn deel.

Ze is een verrukking om te zien,
maar, heus, er is veel meer,
haar schoonheid wint 't dan misschien,
haar deugd dat is haar eer!

Ze kleedt zich, ach, zo lief en net,
bescheiden en verfijnd
en zo natuurlijk, zonder smet,
haar ziel en schoonheid schijnt.

Een kleed zo rein, een net gebaar,
't roert het verliefde hart,
maar onschuld raakt de teerste snaar,
verlicht mijn liefdes smart.

Daarmee bespeelt mijn Nellie lief,
mijn ziel en zinnen al,
daarmee is ze mijns harten dief,
heerst in mij bovenal.

Het leven van het gezin Burns wordt er niet makkelijker op. Vader Burns blijkt met het pachten van een grotere boederij een verkeerde keuze gemaakt te hebben. De grond is niet zo vruchtbaar als verwacht en na jaren van zwoegen redt de dood hem in het begin van 1784 van faillisement en gevangenis. Burns neemt als oudste zoon de taak op zich om samen met zijn broer Gilbert weer een poging te doen om als boer te slagen.
In de loop van dat jaar vestigt het gezin zich in Mosgiel en belangrijke en woelige jaren wachtten onze dichter, want in 1786 zal zijn eerste werk in druk verschijnen.
Voor dat het echter zover is, gebeurt er het een en ander. Burns had na de angstige jaren van processen over de pacht van Lochlie, de laaste boerderij van zijn vader, en de tuberculose die zijn vader langzaam van zijn weerstand beroofde, alle reden om zijn beroemde gedicht te schrijven "Man is made to mourn":

Ons hele wezen draagt diep in zich ziekte,
bitter leed en pijn,
nog erger leed is wat de ziel steeds lijdt:
wroeging en vernedering, zulk dodelijk venijn.
Zie boven ons de hemel wijd,
is 't Licht van liefde een teken niet?
En hier: 's mensen onmenslijkheid jegens de mens
geeft duizenden verdriet.

Zie hem, die niets menselijks meer rest,
zo diep vernederd en geknecht,
hij smeekt zijn lotgenoot in diepste smart
om werk, om 't allereerste recht.
En zie, die grote heer, niets meer dan wie van ons,
zie hoe hij 't achteloos verbiedt,
hoewel vrouw en kind, een heel gezin
door hem ten prooi zijn aan verdriet.

Ben ik dan voorbestemd een slaaf te zijn,
vertrapt onder zo'n adelijke hiel,
waarom heb ik dan eigen vrije wil
en denken gevonden in mijn ziel?
Waarom wordt ik dan zo gekweld,
dat wrede minachting niets me meer liet?
Waarom heeft de mens die macht en kracht:
brengt aan zijn medemens verdriet?

Ach laat dit alles niet mijn zoon,
je jonge ziel verstoren,
het is slechts mijn eigen blik:
de mens is zeker niet geboren,
zonder dat de onderdrukte, oprechte mens
Natuur een uitweg biedt:
er moet iets zijn dat 't lot verzoet van de mens,
geboren voor verdriet.

O Dood, de beste en de zachtste vriend
voor hongerigen en armen,
gezegend wanneer mijn moede lijf
rust vindt in Uw erbarmen.
De groten en de machtigen gij treft,
zodat pracht en praal hen vliedt,
maar ach hoe lieflijk lenigt gij de nood, van hen,
geschapen voor verdriet!"


Misschien doet het ons pathetisch aan, maar Burns formuleert zijn verbazing over de mens en zijn vermogen anderen verdriet te doen in een van zijn beroemdste zinnen: "Man's inhumanity to man". Diep in zijn ziel is het beeld gegrift, van de boerderij,"the cottage", waar de oprechte mens woont met zijn vrouw en kinderen, nederig God dienend. De landman, the cotter, zoals Burns dat uitdrukt is een beeld van zijn eigen vader, dat hij in zijn vooral in de negentiende eeuw hoogewaardeerd grote gedicht,"The cotter's Saturday Night" heeft getekend. Het gedicht, dat in 1833 gedeeltelijk door Jacob van Lennep werd vertaald, beschrijft hoe de boer op zaterdag moe thuiskomt, hoe gezin en huis hem wachten, het avondmaal, de bijbellezing en het gezamenlijk zingen en bidden. Hoe prachtig tekent Burns de vader, die als een patriarch zijn gezin voorgaat:

Dan, na het eten, met ernstig gelaat,
vormen ze een kring rondom de haard.
De vader met priesterlijk gebaar de Bijbel open slaat,
het boek sinds generaties gekoesterd en bewaard.
Zijn hoofddeksel terzij, grijs haar en baard,
een patriarch gelijk, wil hij Gods lof vermeren.
Met nederige vroomheid hij zijn taak aanvaardt
en kiest met zorg de verzen om hen te leren.
Kom, zegt hij dan, wij zijn bijeen om God te eren.

Hun hart eenstemmig, dat is een nobel doel.
Ongekunsteld is hun zingen noot voor noot,
soms is 't een Hymne vol van nederig gevoel,
dan is 't een Psalm, die hij gebood,
of ook een Boetgezang bij lijden groot.
Hun zingen kent noch sier noch ijdelheid,
hun woonstee heilig als eens Abrahams schoot.
Hun zang is de grote Schepper toegewijd,
Zijn Eer hun hart, hun hand, hun ziel en zang bereid.

De priesterlijke vader leest het Heilig Boek.
Hoe Abraham Gode zijn offer bracht.
Hoe Mozes zo lang zijn volk voert,
in oorlog met Amalek's onzalig nageslacht.
Hoe David buigen moest in koninklijke macht
onder de toorn des Heren en Gods straf.
Hoe Job naar Gods genade smacht,
en hoe Jesaiah tuchtigde het volk zo laf,
met zieners kracht dat volk Zijn wetten gaf.

Dan knielen allen in nederigheid ter neer,
de vader, heilige en echtgenoot hen leidt,
Hoop, op vleugelen juichend triomfeert,
eens saam te zijn in Godes heerlijkheid.
Daar zal geen traan, doch zaligheid,
en eeuwige vreugd voor immer dagen.
Zo zingen zij 't gezang aan God gewijd.
Wie kan meer zijn Schepper vragen:
de eeuwigheid bekroont op aarde al de gang der dagen.

Burns besluit het gedicht door erop te wijzen, dat dit Schotland's ware grootheid is en smeekt God om Schotland vrijheid en zelfstandigheid te geven.
Als van iemand gezegd kan worden dat hij een vat vol tegenstrijdigheid was, dan is het Robert Burns. Niet dat er ook maar enige twijfel mag bestaan aan de oprechte eerlijkheid waarmee hij gezin en huiselijke haard en dit vroom bestaan prijst. Alleen waren leven en leer ook bij Burns niet altijd in harmonie. Wie zijn gedichten en vooral zijn brieven leest, ervaart dat Burns in alles even grenzeloos eerlijk en oprecht is, tegenover zichzelf en anderen. Een stevige hartstocht was nu eenmaal hem in het vlees geplant en ook die verloochende hij niet.
Kort na zijn vader's dood ontwikkelt zich een relatie met een van de meisjes die op de boerderij werkten, het onvermijdelijke bleef niet uit en in 1785 wordt Burns' eerste, buitenechtelijke, kind geboren, "dear bought Bess". Robert zal goed voor het meisje en haar moeder zorgen; ondanks aandringen van zijn moeder trouwt hij Elisabeth Paton niet. Hij dicht voor zijn dochter een welkomstlied, waarin zijn opvattingen duidelijk naar voren komen (A pet's welcome to his love-begotten daughter):

Welkom, welkom, liefste kleine,
moge alle geluk van mij verdwijnen,
als ik maar een moment zou schijnen
ontrouw aan je moeder en aan jou,
als schaamrood op mijn kaken zou verschijnen,
als jij me vader noemen zou.

Welkom, dochter, lief en zoet,
je komt hier met wat snelle spoed,
en kerk en rechter vragen wat dat moet;
daarvoor zal ik dan strijden,
want niemand neemt jouw recht en goed,
wat jou eens moet verblijden!
.
Laat mij de minst bedeelde zijn,
voor jou het schoonste, mooi en fijn,
oprecht en zonder voze schijn.
Ook zul je naar de beste school toe gaan,
alsof in huwelijkse staat, kind mijn,
je naam en recht geschreven staan.

Burgermans-fatsoen was voor Burns geen begrip van betekenis, oprechtheid daarentegen was zijn credo. Naar het gebruik van de tijd verschijnen moeder en vader voor de kerkeraad en na openlijk in de kerk boete gedaan te hebben kan Burns weer een "bachelors certificate" krijgen, waardoor hij weer als huwbare vrijgezel door het leven gaat. Voor moeder en kind treft hij een royale financiële regeling.

Burns is nu zelfstandige pachter in Mosgiel. Hij stort zich in het sociale leven, vormt samen met zijn broer een debating club, wordt een toegewijd vrijmetselaar en houdt een belangstellend oog voor het vrouwelijk geslacht. Hij raakt verliefd op de dochter van een aannemer, Jean Armour, die al spoedig aan haar degelijke vader moet melden, dat ze in verwachting is. Ironisch schrijft Burns in een brief, dat vader Armour op het horen van dat bericht in onmacht viel en dat hij, eenmaal weer bekomen, bij het horen van de naam van de vader ogenblikkelijk weer flauw viel.
Hoe dan ook vader Armour neemt zijn maatregelen. Zijn dochter zal niet trouwen met Burns, die beneden haar stand is en die bovendien niet als toonbeeld van deugd en fatsoen in de streek bekend is. Jean wordt naar Paisley bij Glasgow gestuurd en Robert blijft woedend, beledigd en gekleineerd achter. Een mysterieuze relatie met een andere jonge vrouw tot voor kort meestal als Highland Mary aangeduid, voert tot het besluit om met haar naar Jamaica te vluchten, want noch de kerk noch Armours advocaten laten de zondige Burns rust. Highland Mary sterft echter onverwacht, naar sommige menen zwanger van Burns. In augustus 1786 was echter zijn eerste bundel gedichten verschenen (de reis naar Jamaica had uit de opbrengst van de publicatie betaald moeten worden) en Burns was plotseling beroemd door de lovende kritieken.

Hoewel hij weer toenadering zoekt tot Jean Armour, intussen moeder van een tweeling, besluit hij zijn literaire carrière door een verblijf in Edinburg te vervolgen. Daar ontwikkelt een nog altijd niet duidelijke relatie met Agnes McLehose, die in elk geval resulteert in een van de mooste afscheidsgedichten van twee gelieven ooit geschreven:

Een tedere kus en dan is 't scheiden!
Een vaarwel, tussen ons beiden.
Tranen kan ik jou slechts schenken,
in smart en wanhoop aan jou denken.

Ach, was onze liefd' zo blind niet,
ach was onze liefd' zo teer niet ?
ooit jou gevonden, nu dit scheiden
niet zo wanhopig was ons lijden.

Vaarwel, jij eerste van mijn leven,
jij die me het liefste hebt gegeven!
jou wil ik met alle goeds bedenken,
vrede, vreugde, liefde schenken.

Een tedere kus en dan is 't scheiden!
Een vaarwel, tussen ons beiden.
Tranen kan ik jou slechts schenken,
in smart en wanhoop aan jou denken.

Robert hoort van zijn broer Gilbert dat Jean inmiddels weer zwanger van hem is en keert terug naar Mauchline om nu, na de tweede publikatie van zijn gedichten in Edinburgh als financieel acceptabele schoonzoon met zijn Jean te trouwen in augustus 1788 (Of a' the airts the wind can blaw):

Van alle streken van het kompas,
is er als het westen geen,
vandaar waait toch de wind,
van haar, die ik bemin alleen.
Langs bos en veld, rivier en beek
vliegt mijn verlangen uit
op snelle vleugels als de wind
naar haar, mijn Jean, mijn bruid.

Ik zie haar in de de ochtenddauw,
ik zie haar, lief en schoon,
ik hoor in alle vogelzang
haar stem, zo liefelijk van toon.
Geen bloem zo fris er bloeit
in bos en beemd, geen kruid
met kleur de velden siert,
zoals mijn Jean, mijn bruid.

Inmiddels schrijft Burns een groot deel van zijn beste werken en is door het contact met de literaire wereld in Edinburgh, waar hij enkele malen langdurig verblijft een beroemdheid geworden. In Engeland, Ierland en Amerika verschijnen edities van zijn werk, die hem verdere roem, maar geen inkomen brengen. Op zijn reizen door Schotland begint hij meer en meer oude schotse liederen te verzamelen en ze zonodig aan te vullen of te herschrijven. Een periode van stabiliteit lijkt aan te breken en Robert vestigt zich in 1788 als pachtboer in Ellisland.
Na drie jaar verlaat ook hij deze boerderij om een loopbaan in de "Excise", de dienst voor de inning van accijnzen, te beginnen. Met het geld dat hij verdient uit de verkoop van zijn oogst vestigt hij zich in Dumfries, waar hij nog vijf jaar zal wonen.

In deze jaren komt hij onder andere in aanraking met Captain Francis Grosse, die hem vraagt voor een boek met platen van de oudheden van Schotland een gedicht over de vervallen kerk van Alloway te schrijven. Burns levert een van zijn beroemdste werken "Tam O Shanter". Hij beschrijft daarin hoe een boer na een stevig drinkgelag in een verschrikkelijke storm naar huis rijdt en een heksensabbath in de oude kerk van Alloway ziet. Hij roept luidkeels de naam van een inmiddels als scheepsnaam en whiskymerk beroemde jonge en verleidelijke heks, "Cutty Sark"(Kort Hemdje"), uit en ontsnapt ter nauwernood aan de heksenschare die zich op hem stort. Het kost Meggy, zijn paard, de staart, die de heksen vastgegrepen hebben. Een virtuoos verteld verhaal, vol vaart en humor:

 

Terwijl Tam heimelijk loert,
laten de heksen hem niet onberoerd.
De pijper blaast uit alle macht,
de dansers zwieren sneller door de nacht.
Ze stampen, springen, draaien,
ze zwenken, zwieren, zwaaien
tot ze alles om zich heen vergeten,
hun kleren in de lucht gesmeten,
zich aan hun dans te buiten gaan
en Tam blijft verbijsterd staan.

Ach Tam, waren het maar mooie meiden,
jong, rank en fris om je te verleiden,
hun hemdjes sneeuwwit en ragfijn:
mijn broek ooit glanzend zware grein,
die had ik van mijn lijf gegeven
om zo'n tafereel eens te beleven.
Maar Tam zag er geen jonge lijven,
daar dansten vreselijke oude wijven,
dikke kuiten, rimpels, vette billen,
wie zou die oude heksen willen?

Tam wist wel wat hij liever wou.
Hij zag een mooie jonge vrouw.
Die nacht was ze daar voor het eerst,
sindsdien in Ayrshire zeer gevreesd.
Menig dier vond men 'snachts dood,
door haar hekserij verging menig boot.
Misoogst na misoogst da's haar lieve lust.
Toch Tam had haar graag eens gekust.
Haar hemdje in Paisley ooit geweven,
wat zag Tam daaronder niet bewegen!
In lengte was 't wat kort bemeten,
als kleine meid had het haar goed gezeten.
Ze droeg 't graag en allermeest,
was het haar moeders trots geweest.
Ze was een echte ijdeltuit,
haar benen staken lang er onderuit.
[...]
Tam kan niet langer, schreeuwt het uit
"Cutty sark", kom hier!" weerklinkt het luid.
In een ondeelbaar ogenblik gewis,
is alles gehuld in duisternis.
Voor hij Meggie beteugelen kan
stort de hele bende zich op Tam.

Ook dit gedicht laat zien dat Burns van jongsaf aan met de verhalen en liederen van zijn vaderland nauw verbonden was. Het vele werk dat hij voor de uitgevers Johnson en Thomson en hun verzamelingen van schotse volksliederen doet, getuigt ervan. Het zal overigens Burns' werk bekend maken op het vasteland van Europa, want Thomson draagt componisten op om bij de teksten zettingen voor zangstem en piano trio te schrijven. Tientallen liederen bewerkt of geschreven door Burns werden door Haydn, Beethoven, Pleyel en anderen op muziek gezet en zijn tegenwoordig gelukkig op CD te horen.

Burns was een kind van zijn land en een kind van zijn tijd. Aan zijn land was hij verknocht, trots op het grote verleden. Zijn tijd was een periode van veranderingen en revolutie. Met misnoegen zag Burns dat de zelfstandigheid van Schotland verloren was en hij uit zich bitter over het verraad van de schotse adel die omwille van het engelse goud en de baantjes hun land aan Engeland verkwanselden (Such a parcel of rogues in a nation):

Vaarwel, gij, Schotlands lang verlogen Roem!
Vaarwel, onze oude glorie
vaarwel, zelfs de naam die ik met ere noem,
Schotland, geeerd in de historie.
De Sark bespoelt Solways strand,
de Tweed vindt d'oceaan in al haar gratie
ze markeerden eens de grens van 't land:
Zo'n pak boeven in een natie!

Kracht noch list, noch laffe hinderlagen
hebben dit land, aan eer en strijd gewoon,
gewonnen, nu wordt het door eigen hand geslagen
voor 't schunnigste verradersloon.
Het engels staal, dat konden we aan,
vol trots, met kracht en met statie,
het engels goud was moeilijk te weerstaan,
door 't pak boeven in onze natie!

Met weemoed denkt hij terug in een klaagzang aan de tijd dat Koning James, de vader van Bonnie Prince Charlie er nog was (There 'll never be peace till Jamie comes hame):

Bij gindse muur, aan 't eind van de dag,
zong een grijsaard, zijn tranen ik zag,
zijn lied vol van treurnis, een klacht om zijn heer:
vrede zal er niet zijn, komt Jamie niet weer!

De kerk in verwarring, de staat in verval,
verderf en onderdrukking, dood overal,
vrij uit niet meer spreken, het kwetst ons zo zeer:
vrede zal er niet zijn, komt Jamie niet weer!

Mijn zonen, zeven, namen het zwaard in hun hand,
dienden Jamie, hun koning, hun heer en hun land.
'T brak het hart van hun moeder, geen leeft er meer:
vrede zal er niet zijn, komt Jamie niet weer!

Mijn leven is een last, mij bleef geen zoon,
wat rest me, Jamie verloor zijn kroon?
Tot de dag van mijn dood zeg ik als weleer:
vrede zal er niet zijn, komt Jamie niet weer!

Maar over de zee in Frankrijk begon de revolutie. Burns verborg zijn sympathie niet voor het ideaal van vrijheid, gelijkheid en broederschap. Dat was zijn superieuren in de dienst der accijnzen niet welgevallig en, naar Burns zelf zegt, werd hij van bevorderingen uitgesloten. In de schouwburg van Dumfries bleef hij zitten toen het volkslied werd gespeeld en zijn afkeer van de onderdrukking van de armen vond alleen maar voedsel in zijn ergernis over het Huis Hannover dat Engeland en dus ook Schotland regeerde. Nooit had Burns kunnen ver-moeden dat zijn gedicht "Is there for honest poverty and a'that" in Duitsland in de negentiende eeuw op de lippen van de revolutionairen zou zijn. De Duitse dichter Freilichrath vertaalde het schotse "for a'that" in "trotz alledem". Karl Marx citeerde het; het werd tot en met Rosa Luxemburg een slogan van de onderdrukten (A man is a man for a' that):

Is er geen eerbied voor armoe in fatsoen,
vernederd en zonder moed, hoe dat 't ook gaat,
een slaaf blijft een slaaf, als we niets doen,
blijft eenzaam, hoe dat ook gaat?
Maar hoe 't ook zij, hoe dat 't ook gaat,
onnut is ons werk, hoe dat 't ook gaat.
Rang en stand is een loos blazoen,
de mens is wat telt, hoe dat 't ook gaat.

Ons voedsel, weinig en schraal kan 't zijn,
onze kleren grauw, maar hoe dat 't ook gaat,
geef dwazen een toga, schenk schurken wijn:
een mens blijft een mens, hoe dat 't ook gaat.
Want hoe't ook zij en hoe dat 't ook gaat,
hun staatsie en pracht krijgt me niet klein:
een eerlijk mens, hoe arm hij mag zijn,
is een koning op aard, hoe dat 't ook gaat.

Zie die slungel, een echt grote Heer,
Met lintjes en ordes, hoe dat 't ook gaat.
Honderden betuigen hem dagelijks eer,
een domoor blijft?ie, hoe dat 't ook gaat.
Maar hoe 't ook zij en hoe dat 't ook gaat:
zijn cordon en grootkruis, hoe dat 't ook gaat,
zelf denken, zelf kiezen is meer,
lach om zijn grootheid, hoe dat 't ook gaat.

Een vorst kan de ridderslag geven,
zelfs hoogste titels, hoe dat 't ook gaat!
Maar een mens oprecht doen leven,
da's boven zijn macht, hoe dat 't ook gaat.
Want hoe 't ook zij en hoe dat 't ook gaat:
eer wint een mens door zijn nobelste streven.
Door oprechtheid in denken en doen verheven
krijgt de mens zijn waarde, hoe dat 't ook gaat.

Ach laat ons dan een zijn in dit gebed,
dat eens de tijd kome, hoe dat 't ook gaat,
dat eer en oprechtheid zonder een smet,
de wereld regeren, hoe dat 't ook gaat.
Want hoe 't ook zij en hoe dat 't ook gaat,
eens moet, wat niemand ooit belet,
vrijheid en gelijkheid zijn onze wet,
als broeders, hoe dat 't ook gaat.


Onverbiddelijk naderde het einde: een leven dat te veel zware lichamelijke inspanning in de jeugd had gekend, dat de beker des levens met volle teugen had geledigd, dat bovenal een ongebreidelde toewijding aan het schrijven van gedichten, van talloze brieven en Schotlands erfenis in lied en verhaal had gegeven, eiste zijn tol. Of het rheuma was, die sinds zijn jeugd schade aan zijn hart had veroorzaakt of uitputting, Robert Burns was opgebrand. Hij overleed op 21 juli 1796 in Dumfries, dat hem al in 1787 tot ereburger had benoemd. Op de dag van zijn begrafenis, 25 juli, werd zijn laatste zoon geboren.
Nooit schijnt Dumfries zo'n groot aantal bezoekers binnen haar grenzen gehad te hebben als op die gedenkwaardige dag.

Niemand kon vermoeden dat een ongeëvenaarde roem zijn werk en nagedachenis in ere zou houden. Jaarlijks herdenken miljoenen zijn geboortedag met een "Burns Dinner", waar zijn gedichten worden voorgedragen, met een toespraak, zoals de Schotten dat uitdrukken, "the immortal memory" wordt geeerd, zijn liederen worden gezongen. De "Burns Federation" houdt met honderden clubs over de hele wereld zijn werk in de harten van tallozen levend, in Rusland kent iedereen deze dichter van eenvoud en menselijkheid.

Op vele momenten als mensen afscheid nemen, maar in het bijzonder op oudejaars-avond zingen miljoenen over de hele wereld het lied dat Robert Burns in een brief van 17 december 1788 voor het eerst noemt. Hij is diep geroerd door de kracht van de woorden "for auld lang syne" (omwille van weleer). Hij zal het lied zorgvuldig bewerken, uitbreiden en aan ons doorgeven; zo is hij wèl en niet de dichter van "Auld lang syne". Een lied, waarvan de grote Burns-kenner, David Daiches eens zei, dat het iemand volkomen betoveren kan:

Kan vriendschap ooit vergeten zijn,
de herinnering aan toen?
Kan vriendschap ooit vergeten zijn,
de vriendschap van toen.

O, vriendschap van destijds, mijn vriend,
o, vriendschap van toen,
drink deze beker uit, mijn vriend
op vriendschap van toen!

Ik geef een rondje hier, mijn vriend
dan nemen we er een van jou,
drink deze beker uit, mijn vriend,
van vriendschap en van trouw.

In bos en beemd, die kindertijd
één bloemrijk visioen,
maar we verdwaalden in 's levens strijd,
ondanks vriendschap van toen.

O, vriendschap van destijds mijn vriend,
o, vriendschap van toen.
O, vriendschap duurt niet één seizoen,
't is vriendschap voor altijd!

We speelden, kenden zorgen niet,
we speelden samen toen,
een leven lang zag ik je niet,
nu is het weer als toen.

Is vriendschap niet een eeuw'ge band,
die vriendschap van toen?
Geef hier, ik neem jouw vriendenhand,
voor vriendschap van toen!

Zo leeft de boerenzoon uit Ayrshire voort en wie hem heeft leren kennen zegt het de Schotten bij het afscheid na: "happy to meet, sorry to part, hoping to meet again".

The Drawings that accompany this feature are from the excellent book
Rantin Rovin Robin By Colin Hunter McQueen. For more information on this book click here

De illustraties bij deze bijdrage stammen uit het voortrefflijke boek Rantin
Rovin Robin van Colin Hunter McQueen. Voor meer informatie over dit boek
click hier